BouwBelang 5 - 2019

30 BOUWBELANG | NUMMER 5 - 2019 uitgewerkt. Zo is het ook gegaan met waterpasserende bestrating, waar als gezegd George Stockel nog intensief bij betrokken was. Het was als snel duidelijk dat er vilt tussen de voegen moest komen. Met als achterliggende gedachte, dat vervuiling boven de voeg blijft liggen en dus niet in het systeem en in de fundering komt. Maar dan begint het pas. Welk vilt is het meest geschikt? Hoe voorkom je dat het vilt gaat schuiven? Hoe voer je het water onder de bestrating zo snel mogelijk af? Hoe voorkom je het dichtslibben van het vilt? Op al die vragen moeten goede antwoorden komen en dat betekent vaak een ontwikkelingstraject met meerdere cycli van verbeteren, bedenken, maken en testen. Dat kan maanden en soms jaren in beslag nemen. Exemplarisch is de ontwikkeling van zoiets eenvoudigs als de vilten voeg. Althans, het lijkt simpel. Arjan: “We hebben een testbak gemaakt en dan ga je aan de slag. Je probeert verschillende soorten vilt. Tot je een vilt hebt met het beste resultaat. Maar het vilt op zich kan gaan schuiven. Je maakt dan gaten in het vilt, die zich bij het invegen vullen met zand waardoor het vilt op zijn plaats blijft. Vervolgens moet je nadenken over welk inveegmateriaal het meest effectief is. En zo gaat het verder.” Annemarie Schuiling: “Het vilt ligt altijd gelijk met de bovenkant van de steen. Ook als de stenen voorzien zijn van een vellingkant. Anders kan de voeg dichtslibben.” VERWERKING Annemarie: “De vilten worden op maat gemaakt. Als er een bestelling komt, vraag ik altijd naar het exacte straatsteenformaat. De lengte is meestal wel duidelijk, maar over de hoogte kan een misverstand ontstaan. Hoort de vellingkant erbij of niet? Het vilt ligt altijd gelijk met de bovenkant van de steen. Ook als de stenen voorzien zijn van een vellingkant. Vervuiling blijft bovenop liggen, wordt door het verkeer losgereden en met de veeg-zuigwagen weggenomen. Dus geen vervuiling in het systeem.” Niet alle voegen in het straatwerk hoeven voorzien te worden van een vilten voeg. Arjan: “We gaan eerst uitrekenen hoeveel water de straat moet passeren. Daar rolt een bepaald aantal vilten voegen uit. Daarbij speelt ook de grootte van de stenen een rol. Met kleine stenen heb je per vierkante meter meer voegen dan bij grote stenen. De dikte kunnen we overigens variëren. Hoe dikker het vilt, hoe meer water erdoor kan. Het lijkt eenvoudig, maar je moet rekening houden met heel veel aspecten. Dat maakt het ontwikkelingstraject zo boeiend.” Annemarie vult aan: “Het verband moet goed blijven. Dat betekent dat je drie keuzes hebt: 100 procent vilten voeg, 50 procent of 25 procent. Zo voorkom je dat je stenen uit het verband lopen.” Het product is ook in te zetten bij machinaal straten. Arjan Min: “Het lijkt eenvoudig, maar je moet rekening houden met heel veel aspecten. Dat maakt het ontwikkelingstraject zo boeiend.” FUNDERING De samenstelling van de fundering luistert al even nauw. Ook daar zitten heel wat testuren in. De optimale waterbufferende fundering heeft ongeveer 30 procent holle ruimte. Dat bereik je door niet-overlappende gradaties van lava, uitgezeefd beton- of menggranulaat 6/32 met een straatlaag van bijvoorbeeld morene split 2/6 niet-kalkhoudend te gebruiken.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=