BouwBelang 2 - 2023

‘VOORAL IN 2023 VEEL VERTRAGING’ Stikstofbesluit remt woningbouw ■ De uitspraak van de Raad van State over het wegvallen van de bouwvrijstelling heeft direct een remmend effect op de woningbouw. Vertraging en uitval van woningbouwprojecten zijn vooral dit jaar en volgend jaar merkbaar met een daling van 6.000 bouwvergunningen, die met de vrijstelling wel verleend zouden zijn. Dit stelt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in de studie ‘Effecten wegvallen bouwvrijstelling’. Volgens de onderzoekers betekent het besluit dat het over de periode tot 2028 gaat om - gecumuleerd - 10.000 vergunningen. Het wegvallen van de vrijstelling betekent dat voor meer dan 6.000 woningbouwprojecten - waarvan vrijwel op voorhand kan worden ingeschat dat deze geen stikstofdeposities veroorzaken - nu weer aanvullende stikstofberekeningen moeten worden gemaakt. ‘De verschillende kosten die dit met zich meebrengt, bedragen dit jaar naar verwachting meer dan 100 miljoen euro en lopen daarna geleidelijk terug.’ ALLE NIEUWBOUWPROJECTEN GETROFFEN Door het wegvallen van de vrijstelling kan een bouwproject alleen nog doorgang vinden als vooraf wordt aangetoond dat de bouwactiviteiten geen schade in Natura2000-gebieden opleveren. Dit betekent dat voor bouwprojecten waarvan de stikstofdepositie vrijwel nihil is, nog wel met AERIUS-berekeningen moet worden aangetoond dat dit zo is. Het gaat hierbij omruim 90% van alle woningnieuwbouw. Hoewel dit geen structurele gevolgen heeft, zorgt het in deze gevallen wel voor vertraging en extra kosten. Een tweede categorie projecten met een stikstofdepositie van 0,1 tot 0,5 mol/ha kan doorgang vinden als kan worden aangetoond dat de gevolgen van de stikstofdepositie verwaarloosbaar is. Voor dergelijke projecten moet een natuurvergunning worden aangevraagd en via een ecologisch onderzoek worden aangetoond, dat de gevolgen voor de natuur verwaarloosbaar zijn. Dit vraagtniet alleen veel meer tijd, maar kost ook meer dan alleen een AERIUS- berekening. Bovendien vereist het vaak ook extra maatregelen. Deze categorie maakt ongeveer 6% van de woningbouwprojecten uit. Voor 3% van alle woningnieuwbouw geldt dat de stikstofdeposities te omvangrijk zijn om met mitigerende maatregelen bij het project op te lossen. Voor deze projecten moet elders extra stikstofruimte wordenopgekocht en aan deze projecten worden toegewezen. Een lastig traject dat veel tijd zal vergen en zorgt voor uitval van meerdere jaren. VERTRAGING IN 2023 HET GROOTST Door het stikstofbesluit moet met onmiddellijke ingang nieuwe berekeningen en in sommige gevallen ecologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit levert vooral in 2023 vertraging op. In latere jaren neemt de vertraging af omdat in het proces op de extra berekeningen geanticipeerd kan worden. Door de vertragingen verschuift een deel van de vergunningverlening naar latere jaren. Hiernaast valt een deel van de vergunningen door uitval weg. In totaal worden door het wegvallen van de bouwvrijstelling in de periode 2023-2027 10.000 minder vergunningen verleend en 8.000 minder woningen gerealiseerd. Hiermee is een verlies aan bouwproductie gemoeid van cumulatief € 3 miljard. Geen verplichte verduurzaming appartementen en monumenten In appartementen en monumenten hoeft de gasgestookte cv-ketel per 2026 niet vervangen te worden door hybride warmtepompen. Deze woningen worden uitgezonderd van verplichte verduurzaming, zo liet minister De Jonge (VRO) vorige maand aan de Tweede Kamer weten. Eigenaren van vrijstaande woningen, twee-ondereen-kapwoningen en rijtjeshuizen zijn wel verplicht met ingang van dat jaar een warmtepomp aan te schaffen als hun cv-ketel vervangen moet worden. De verplichte verduurzaming geldt overigens ook niet voor mensen die een woning bezitten die de komende jaren op een warmtenet wordt aangesloten. Volgens De Jonge wordt de hybride warmtepomp de ‘norm voor het verwarmen van onze woningen, winkels, scholen en kantoren.’ Hij wil vooral duidelijkheid bieden aan zowel woningeigenaren als aan de installatiebranche, omdat de regel al over drie jaar van kracht wordt. De Jonge vindt het belangrijk dat de terugverdientijd onder de zeven jaar blijft. Dat is dezelfde termijn die wordt gehanteerd bij het aanschaffen van zonnepanelen, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Eerder onderzoek toont aan dat mensen dit acceptabel vinden voor een dergelijke investering. En hoe hoger de energieprijzen zijn, hoe sneller de terugverdientijd is. Woningeigenaren, instellingen en kleine bedrijven kunnen gebruikmaken van subsidieregelingen die 30% van de gemiddelde investeringskosten dekken. Volgens berekeningen is het voor de meeste huizen in Nederland mogelijk om een warmtepomp binnen tien jaar terug te verdienen. Met die 30% investeringshulp moet de tien jaar dus worden teruggebracht naar de gewenste zeven. Hiervoor wordt tot en met 2030 € 900 miljoen gereserveerd. 7 NUMMER 2 - 2023 | BOUWBELANG

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=