BouwBelang 3 - 2023

ling aan gevaarlijke stoffen te voorkomen. Deze strategie komt voort uit de arbeidshygiënische strategie die wordt genoemd in de arbowet en staat voor: Substitutie, Technische maatregelen, Organisatorische maatregelen en Persoonlijke beschermingsmiddelen (STOP). In de STOP-strategie zijn de stappen vertaald naar concretere toelichting voor het werken met gevaarlijke stoffen. Om maatregelen te nemen start je bij stap 1. Als deze niet mogelijk is, ga je naar stap 2, enzovoort. 1. SUBSTITUTIE Substitutie staat voor het vervangen van een gevaarlijke stof door een niet of minder gevaarlijk stof. In de bouw is dat veelal niet mogelijk, omdat je een wand van kalkzandsteen niet ineens kunt vervangen door bijvoorbeeld een houtskeletbouwwand. In dit geval adviseren we te kiezen voor een bouwmethodiek waarbij steenachtige materialen zo min mogelijk hoeven te worden bewerkt op de bouwplaats. Denk aan verdergaande prefabricage waarbij er op de bouwplaats alleen nog geassembleerd moet worden in plaats van gezaagd en gefreesd. Ontkoppeling van installaties en casco kan ook helpen. Voor CMR-stoffen (carcinogene oftewel kankerverwekkende stoffen) geldt dat als er een beter alternatief beschikbaar is, deze stof vervangen moet worden. Het ‘redelijkerwijs-principe’ geldt in dit geval niet. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt een lijst bij met CMR-stoffen die regelmatig wordt geüpdatet. In die lijst staan onder meer werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan stof van hardhout. Ook worden werkzaamheden genoemd waarbij men wordt blootgesteld aan door een werkprocedé gegenereerd respirabel kristallijn silicastof. Omdat hout en steenachtige materialen in de bouw niet zomaar vervangen kunnen worden, geldt hier dus het vermijden van het vrijkomen van stof door bewerking. 2. TECHNISCHE MAATREGELEN Technische maatregelen vormen de tweede stap in de STOP-strategie om blootstelling aan gevaarlijke stoffen te voorkomen. Pas als substitutie (redelijkerwijs) niet mogelijk is, wordt gekeken naar technische maatregelen. Er bestaan verschillende typen technische beheersmaatregelen die de blootstelling sterk verminderen of zelfs helemaal wegnemen, denk aan omkasting, ingebouwde afzuiging in gereedschappen en afzuiginstallaties. 3. ORGANISATORISCHE MAATREGELEN Organisatorische maatregelen zijn de derde stap in de STOP-strategie om blootstelling aan gevaarlijke stoffen te voorkomen. Pas als substitutie en technische maatregelen (redelijkerwijs) niet mogelijk zijn, wordt gekeken naar organisatorische maatregelen. Via taakroulatie, waarbij werkzaamheden tussen medewerkers worden afgewisseld, kan de duur van de blootstelling per medewerker worden verkort. Ook het werken in afgescheiden ruimtes valt onder organisatorische maatregelen. Er zijn tal van praktische voorbeelden van organisatorische maatregelen die substantieel bijdragen aan het verminderen van de blootstelling. Is de werkplek afgeschermd? Is de werkplek netjes en wordt deze regelmatig gereinigd? Wast iedereen zijn handen en gezicht voordat er gegeten, gedronken of gerookt wordt? Alarmsystemen en sensoren kunnen ook bijdragen aan veiliger werken. Met nieuwe technologieën en ontwikkelingen, zoals sensoren en digitalisering, wordt het mogelijk om blootstelling vast te stellen in hoge resolutie in tijd en plaats. TNO werkt bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van de portable kristallijn silicasensor, binnen TNO’s toekomstbeeld VOHA (Virtual Occupational Hygiene Assistent). Met een flexibel en modulair systeem van sensoren meet en verzamelt VOHA verschillende soorten blootstellingsdata, zoals fijnstof, vluchtige organische stoffen en niet-chemische blootstellingen zoals temperatuur en geluid. Op basis van gedetailleerde informatie over de blootstelling kunnen gedrag en werkprocessen worden bijgestuurd. VOHA kan de gebruiker ook automatisch informeren en waarschuwen als bepaalde niveaus worden overschreden. Preventieve maatregelen, zoals ventilatiesystemen, kunnen automatisch worden geactiveerd. Gegevens kunnen worden opgeslagen in rapporten en paspoorten. Op basis van deze gegevens kunnen nieuwe modellen worden ontwikkeld om toekomstige ongezonde werkplekken te voorspellen. 4. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Het kan voorkomen dat substitutie niet mogelijk is en technische en organisatorische maatregelen onvoldoende bescherming bieden. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) zijn dan een laatste stap in de STOP-strategie om blootstelling aan gevaarlijke stoffen tegen te gaan. Persoonlijke beschermingsmiddelen zoals ademhalingsbescherming, werkkleding, handschoenen en een veiligheidsbril, vormen een barrière tussen de huid en de longen en de gevaarlijke stof. Maar in de praktijk wordt te snel naar deze maatregelen gegrepen. Bekijk eerst of maatregelen van een hoger niveau in de STOP-strategie mogelijk zijn en vul eventueel (voor specifieke werkzaamheden) aan met PBM’s. Voor alle PBM’s geldt dat ze alleen effectief zijn als de juiste soort wordt gebruikt. Een eenvoudig stoffen mondkapje helpt niets tegen een gevaarlijke stof. Handschoenen die vloeibare stoffen doorlaten ook niet als je met vloeibare stoffen werkt. Zorg daarom voor een goede selectie van de PBM’s. Zorg ook dat er voldoende voorraad is, zodat medewerkers nooit misgrijpen of PBM’s gaan hergebruiken die daar niet voor zijn bedoeld. Inventariseer of het gebruik van PBM’s wellicht nieuwe risico’s met zich meebrengt. Bij het bewerken van hardhout kan kankerverwekkende hardhoutstof vrijkomen. Afzuigen dus! Foto: Metabo. 35 NUMMER 3 - 2023 | BOUWBELANG UITGELICHT ELEKTRISCH HANDGEREEDSCHAP

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=