volledig vanuit opleidingen opgevangen kunnen worden. Van Hoek: “Vanwege de fasering in werk is er in 2024 en 2025 zelfs nog ruimte voor uitstroom naar andere sectoren. Vanaf 2026 moet een kwart van de arbeidsvraag echter al via buitenlandse arbeidskrachten of andere sectoren gerealiseerd worden.” Het EIB stelt dat die opgave op macroniveau wel gehaald kan worden, maar dat er voor specifieke beroepen wel knelpunten kunnen optreden. “Die uitdagingen zien we vooral voor UTA-personeel en installateurs en andere gespecialiseerde beroepen die zijn betrokken bij de verduurzaming van de woningen”, aldus Van Hoek. Zelfde beeld op gww-arbeidsmarkt Aanvullend aan het sector brede onderzoek, deed het EIB dit jaar ook aanvullend onderzoek naar de trends op de arbeidsmarkt in de grond-, weg- en waterbouw. “In de periode tussen 2018 en 2022 is ook in de gww-sector de werkgelegenheid gegroeid en de arbeidsproductiviteit gedaald. Bij een gelijkblijvende productie, steeg de werkgelegenheid met 6% en dat is één van de oorzaken van die dalende arbeidsproductiviteit”, aldus Van Hoek in een toelichting. Andere oorzaken van de ontwikkelingen in deze sector zijn een hoger ziekteverzuim en de verschuiving van kapitaalintensieve deelmarkten als civiele betonbouw en spoorbouw naar meer arbeidsintensieve deelmarkten als grondverzet en kabel- en leidingwerk. “Ook de verschuiving van nieuwbouwwerkzaamheden naar vervanging, renovatie, reconstructie en onderhoud speelt een rol.” Variatie in deelmarkten Volgens Van Hoek vertoont de gww-sector een gevarieerd beeld. “We zien behoorlijke verschillen in de ontwikkelingen op de deelmarkten binnen de gww. De totale sector groeide weliswaar met 6%, maar bijvoorbeeld de wegenbouw liet een krimp van 9% zien. Kabel- en leidingwerk en grondverzet noteerden met respectievelijk 30% en 14% de grootste groei.” Die laatste twee bieden voor de periode tot 2030 volgens het EIB ook de grootste groeikansen. “Samen met natte waterbouw zal de werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit in deze deelmarkten het hardst groeien.” Het EIB verwacht dat in 2030 de gww-productie naar schatting ruim 22 miljard euro bedraagt, dat is 8,5% hoger dan de 20,5 miljard euro in 2022. Hierbij ontwikkelt de productie in de deelmarkten kabels en leidingen, natte waterbouw en grondverzet zich dus naar verwachting gunstiger dan in de andere deelmarkten. UTA-opleidingen vragen actie De uitdagingen in de gww lijken volgens het EIB op macroniveau goed uitvoerbaar. “De krapte lijkt vooral te spelen bij het UTA-personeel, het elektrotechnisch personeel en bij enkele kleine gespecialiseerde beroepen. Omdat de opleidingen voor UTA in de gww naar verwachting gaan afnemen, vraagt dit om actie. Daar ligt volgens ons een belangrijke rol voor opdrachtgevers”, aldus Van Hoek. Die actie kan bestaan uit het verminderen van de complexiteit van opdrachten en de benodigde certificeringen. “Daarmee kan de krapte op de arbeidsmarkt afnemen. Daarnaast kan het werken met meer dagwerk of langere werkvensters tijdens het nachtwerk ervoor zorgen dat het bouwplaatspersoneel meer ingezet kan worden.” De sector kan volgens het EIB zelf ook maatregelen nemen omkrapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan. “Daarbij kun je denken aan het verhogen van de arbeidsproductiviteit of meer wervingsinspanningen doen om het marktaandeel in de opleidingen te vergroten. Kansrijk is ook het initiatief om samen met opdrachtgevers tot een vijver van potentiële leerlingen te komen”, aldus Van Hoek. NUMMER 4 - 2023 | GAZET 39 ‘De groei binnen de flexibele schil was relatief sterker’
RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=